Mene mene tekel ufarsin
Bij het begin van dit nieuwe jaar 2024 wens ik iedereen een gezonde geest toe en de rust en de stilte die daarvoor nodig zijn. Ik word in mei 75 en heb nu al zoveel gelezen en nagedacht, dat ik mijzelf nog moeilijk iets kan voorliegen. Ik zie de toekomst somber in.
De wereld van de menswetenschappen lijkt in wezen niet zoveel te verschillen van die van de religies. Bij de religies rijzen sekten als paddenstoelen uit de grond, om dan vaak na een tijd weer te verdwijnen. In de menswetenschappen gebeurt precies hetzelfde. Mijn vader geloofde in Sartre en Descartes en Voltaire. Die grote namen telden halfweg de vorige eeuw heel veel volgelingen en predikende apostels. Vandaag wordt er nog weinig over hen gesproken of nagedacht. De ene gelooft in Lacan, de andere predikt volgens Jung of Pinker, of verliest zich in Piketty, Spinoza of Graeber & Wengrow. Er zijn in de menswetenschappen meer sekten dan in de religie. Sommige theorieën zijn interessant, maar geen enkele blijkt helemaal te kloppen. Dat is precies ook zo met de religies.
Ikzelf ben natuurlijk ook gelovig, op dezelfde manier als iedereen. Maar ik denk dat we ons vergissen wanneer we op de moderne menswetenschappen vertrouwen om de waarheid te achterhalen. Zelfs voor de taalwetenschappers is ‘mens’ een duister woord. In een Filosofie Magazine van 2014 dat ik net inkeek las ik:
Taalwetenschapper Noam Chomsky is genuanceerd over de aard van de mens. ‘Het is niet eenvoudig te ontdekken wat de menselijke natuur is.’
Zolang we onze eigen natuur niet kennen (of willen kennen), leven we in onwetendheid en doen we alles fout. En blijft alles dus in het honderd lopen. ‘Ken uzelf’ beval Socrates. Maar wij slaan zijn lessen in de wind. Onze leuze is ‘Shop & Go’. De moderne menswetenschappers maken bovendien de vergissing te geloven dat zij slimmer zijn dan de geleerden uit de oudheid: maar al te vaak houden zij zich bezig met het uitvinden van het warm water. Het misprijzen van de mensenkennis van de antieken wordt de moderne mensheid fataal: het is onze onvergeeflijke hubris.
Wittgenstein leerde dat de grenzen van ons denken gelijk zijn aan de grenzen van onze taal… Het gaat meer en meer de verkeerde kant uit met onze taal. Dat is een vreselijk teken aan de wand! We hebben het Nederlands tot populaire tussentaal gedemocratiseerd, en naarmate de zinnen hun vaste structuur en de woorden hun vaste betekenissen verliezen, krimpen de grenzen van ons denken verder in. Onze kinderen kunnen al niet meer lezen, en nog steeds begrijpen we niet dat de vijand, die door de groeiende bres in onze taalkennis ons symbolisch domein binnendringt en brandschat, de ‘Onwetendheid’ is.
‘Ignorance’ est mère de tous les maux. (Rabelais)
(‘Onwetendheid’ is de moeder van alle kwalen…)
We moeten dringend afstappen van de idee dat we onszelf beter kennen dan de oude Grieken en Romeinen en dat we alle kennis die we nodig hebben met computers en AI uit onze duim kunnen zuigen. We moeten begrijpen dat we de wijsheid, die onze voorouders gedurende honderd generaties hebben opgebouwd, niet zomaar aan onze laars kunnen lappen. Het is tijd om de grote klassieke teksten weer uit de kast te halen en het stof van onze woordenboeken te blazen. We moeten ons opnieuw verdiepen in de hoge cultuur die we van onze voorouders hebben geërfd, in plaats van onze tijd te verliezen en ons verstand te versmoren in de verraderlijke krokodillenvijver van de beeldcultuur. Netflix heeft in 2023 wereldwijd honderd miljard kijkuren verkocht aan de massamens. Als wij daar nu eens een honderdduizendste deel van investeerden in studie in lectuur? Want zonder denkende elite bestaat er geen wijsheid en wordt de democratie een kip zonder kop!
Piscis primum a capite foetet. (Erasmus)
(De vis begint te stinken aan de kop.)
Jaja, ik weet het wel, ik ben een zaag. Vergeef het mij: het is beroepsmisvorming. Eens leraar, altijd leraar natuurlijk… En ja, wie luistert nu nog naar een leraar? Niemand toch?
Maar die doofheid van vandaag wordt ons morgen fataal: het is hubris.
Mene mene tekel ufarsin…
