De Chinese vrijwilliger

Naar het schijnt is er sprake van seksuele intimidatie op het openbaar vervoer. Ik keek eens vluchtig rond, en inderdaad: daar zaten verschillende jongedames zonder hoofddoek of nikab en gehuld in uitdagende zomerse kledij. Ik moest even slikken. Zonder mij verder om het gevaar te bekommeren stapte ik onmiddellijk van de bus en trok mij terug in de winkelstraten. De zon scheen. De reclame droop stroperig van de muren en overal liepen kippen zonder kop winkels in en uit. Er lagen kapot getrapte kartonnen bekers en verfomfaaide lege blikken op het plaveisel, en wat verder een bananenschil en een bedelares met een hoofddoek en vuile handen. Fier rechtopstaande heren in maatpak zoefden op elektrische steps door het kleurrijke straatbeeld. De honden en de smartphones hielden hun baasjes zorgvuldig aan de lijn. De stadslucht rook naar verse mayonaise. En plots voelde ik honger. Maar vooruitziend als ik was, had ik mij gekleed in het wit laken waarin ik wil begraven worden en daar zitten jammer genoeg geen zakken in. Mijn lederen portemonnee met dertien betaalkaarten lag thuis. Ik had geen cent.

Na wat op mijn kin geklopt te hebben, ging ik zitten op een bankje rechtover De Dulle Friet. Ik geraakte in gesprek met een Chinese vrijwilliger die een pak friet met stoverij (en gratis pils) opat en die mij, tussen twee happen en een slok, uitlegde dat één plus één twee is en dat de aarde zonder problemen vijftien miljard mensen kan voeden. Geen reden voor mij dus om honger te lijden. Ja maar dan moet iedereen wel onmiddellijk stoppen met consumeren hé, zei hij, en hij veegde een potje mayonaise van zijn snor. Voilà, zei hij, en hij begon het mij allemaal heel beleefd en haarfijn uit te leggen. Maar ik luisterde al niet meer. Ik legde mijn hoofd in mijn nek en keek vol godsvrucht omhoog naar de hemel om te zien of een of andere heilige niet eens een groot mirakel wilde doen en mij op een pak friet trakteren. Tevergeefs. Heel hoog achter de wolken zag ik Maria met één oor luisteren naar miljoenen hongerige kinderen die dikke tranen in hun lege brooddoos weenden. Ze had helemaal geen tijd voor mij. Ik probeerde nog hoger te kijken in de hoop God zelf tot een tussenkomst te vermurwen, maar tevergeefs. De wolken sloten aaneen en God bleef doof. Nietzsche beweerde dat God dood is, maar dat zal wel een grap zijn. Ik keek even op de wekker en droomde verder, want het was nog geen tijd om op te staan.

De Chinese vrijwilliger had gegeten en gedronken en vertrok. Hij stond op zonder boe of ba. Ik stond ook op, en liep hem achterna. Ik had toch niets anders te doen, want mijn geliefde smartphone lag thuis. Twee straten verder stond een ladder die tot hoog in de wolken reikte. De kerel trok zijn schoenen uit en begon te klimmen als een aap. Ik hem achterna, want we zijn toch allemaal apen? Boven het wolkendek stapte hij een bruin cafeetje binnen. Bij de deur stond een stoffige apostel met een gouden bord achter zijn hoofd en een witte sinterklaasbaard sinterklaasliedjes te neuriën. Het cafeetje heette De Louteringsberg. Boven de toog hing een groot spandoek: Welkom bij tante Pia. Uw naam? De grijsaard droeg een kamelenharen riem waar een groot zwaard aan hing en hij sprak met een donkerblauwe stem. Hij zag er verschrikkelijk versleten uit. Hij tikte mijn naam op zijn tablet en ik mocht niet binnen. Ik vroeg hem waarom en hij wees naar een ijzeren reclamebord aan de muur waarop in gouden karakters met blauwe kroontjes boven elke letter te lezen stond:

Een stam van tuchtelozen gaat ten onder. (Jezus Sirach, 16: 4)

Toen ik hem vroeg wat hij daarmee bedoelde zuchtte hij: ‘Och jongen, God is het beu. Er zit niets anders op voor jou dan zelf de wereld te verbeteren. Ga maar weer naar beneden, en maak de slapenden wakker’.

For Heraclitus, the difference between waking and sleeping served as a very powerful illustration to the way most people live. Most people live like they are asleep. (Wikipedia)

Ik vraag mij nog altijd af waarom die Chinese vrijwilliger zomaar bij tante Pia naar binnen mocht.