Ben ik een zeurkous?
Ik heb de teksten op deze website herlezen en ik vind mijzelf een zeurkous. Dat komt waarschijnlijk omdat ik verkeerd ben opgevoed. Mijn vader sloeg mij. (Af en toe.) (Eigenlijk zelden.) (Maar toch!) Mijn moeder stak de chocolade weg als ik durfde tegenspreken, en in mijn kladschrift onderstreepte ze de fouten met rode inkt! Als ik slechte punten had op mijn rapport keef ze! Vaak voorspelde ze dat ik nog veel zwarte sneeuw zou zien in mijn leven, want het was duidelijk dat ik aan werken een broertje dood had. Ik speelde liever. Ik herinner mij dat mijn vader mij zelfs ooit in de kolenkelder opsloot toen er weer eens met mij geen huis te houden was. Ik denk dat ik ADHD had. Ik was zeker ook autist. Ik had ongetwijfeld – hoewel die diagnose in die tijd nog niet gesteld werd – een vorm van borderline, want ik durfde er de kantjes af lopen. Zelfs enig narcisme was mij niet vreemd. Ik werd toch zo graag bewonderd! Als de smartphone toen al had bestaan zou ik de hele dag naar iedereen berichtjes gestuurd hebben om aandacht te krijgen. Ik was soms ongehoorzaam ook. Als het regende liep ik in de plassen en kreeg ik natte voeten. Daar kun je de blauwe seskes van opdoen: dan ga je onherroepelijk dood. Dat stond zo in de catechismus van mijn grootmoeder.
Wel, ik had het nooit verwacht, maar ondanks al die toestanden is het toch goed gekomen met mij. Ik heb een huis, een vrouw en kinderen. En acht kleinkinderen die allemaal in de watten gelegd worden. Dat komt omdat ze zo braaf zijn: want er is veel veranderd, vandaag zijn alle kinderen braaf. Op school zijn ze zelfs VIPs. Wanneer blijkt dat ze één of andere stoornis hebben, wordt daar onmiddellijk zorg aan besteed. Ik lach daar een beetje mee, mijn eigen verleden kennende. Ik vertel verhaaltjes na het eten en voor het slapengaan. Dat helpt de vertering, verzekert een goede nachtrust en ze horen het graag. En als ze ooit onhebbelijk zijn, zetten we ze voor de televisie, of we stoppen hen een tablet of een smartphone toe. Terstond zijn zij gebiologeerd en als het ware van de wereldbol verdwenen. Hun lichaam zit nog wel op het tapijt, maar hun bewustzijn is opgelost in het niets: het is toegetreden tot die etherische wereld waar gevleugelde draken en spidermannen hen meevoeren naar de transcendente hoogten van de onweerstaanbare opwinding. Ik denk soms dat ze verslaafd zijn aan de smartphone. Houellebecq heeft het over ‘la catastrophe civilisationnelle du smartphone’. Waarom zou dat zijn?
Het heeft mij jaren gekost om te begrijpen wat ‘verslaving’ eigenlijk betekent. Wat ik wel al wist, is dat iedereen verslaafd is, want verslaving is gewoon een menselijke eigenschap als neuspeuteren of nagelbijten. Koffie, sigaretten, frieten en chips, televisie, games, snoep, sport, seks, geweld, snelheid, drugs… Ikzelf ben weg van boeken: uren aan een stuk kan ik ‘geboeid’ blijven zitten met mijn bril boven de bladzijden. Ook als ik in de tuin werk of met de buurman een pint drink vergeet ik de tijd. Vaak tot wanhoop van mijn vrouw.
In de XIXde eeuw heette verslaving onder drugsgebruikers ‘bewustzijnsverruimend’ te zijn. Dat is fout gebleken. Verslaving brengt het omgekeerde teweeg: bewustzijnsvernauwing. Onze aandacht wordt gegrepen door een stimulerende activiteit en meteen verliezen we elk werkelijkheidsbesef. Verslavingen nemen ook de vreemdste vormen aan. We geraken bijvoorbeeld even gemakkelijk verslaafd aan werk als aan wiet. Het zijn dingen die iedereen weet. De vraag die ik mij echter lange tijd gesteld heb is wat al die verschillende vormen van verslaving en aandachtsvernauwing met elkaar gemeen hebben, waar zijn wij eigenlijk naar op zoek? Waaraan zijn wij verslaafd? Ik wou weten onder welke noemer al die verschillende ervaringen kunnen worden samengevat. Uiteindelijk heb ik begrepen dat het ons altijd om ‘opwinding’ te doen is. We zijn verslaafd aan opwinding en we vallen voor de meest uiteenlopende verleidingen die ons opwinding beloven.
Adrenaline.
De oudste manier van de mens om tegelijk opwinding en bewustzijnsvernauwing te ervaren is de bendevorming. Sedert het begin der tijden verzamelen mensen zich met vaste regelmaat rond altaren en vaandels. Er wordt rond vuren gedanst, de Mexican wave doet wereldwijd de tribunes bewegen, er wordt geroepen en gezongen tot het schuim op de lippen staat. Krijgers komen samen om hun behendigheid met de wapens te oefenen, ze trekken er erop uit om te jagen, om te moorden en te plunderen. Meestal wordt de opwinding daarbij nog versterkt door het gebruik van ‘geestrijke’ middelen. Vandaag, na een culturele evolutie van een paar miljoen jaar, is bendevorming nog altijd de meest voor de hand liggende manier om de aloude religieuze roes der voorouders te ervaren. We dansen nog altijd met evenveel enthousiasme op het ritme van de tamtam. En we grijpen gretig terug naar de voorhistorische manieren om onszelf moediger te maken dan we zijn: Red Bull, alcohol, XTC, wiet, cocaïne zijn meer dan ooit in de mode. We lopen met tienduizenden samen voor voetbalmatchen, concerten en festivals; we kruipen als mieren in treinen, autobussen en vliegtuigen om naar steden en stranden te reizen waar de massa samentroept. En als we ons thuis voor de televisie neerzetten treden we met één druk op de knop binnen in een virtuele wereld waar honderdduizenden andere massamensen samen met ons naar dezelfde beelden kijken en zich in dezelfde virtuele realiteit bewegen. Duizenden jaren lang hielpen de barden rond het kampvuur de verzamelde stamgenoten met hun verhalen en circustoeren aan de nodige opwinding. Dat doen de televisie en de computer vandaag voor ons: we vormen met zijn allen een gigantische virtuele bende verslaafden.
We willen samentroepen om opwindende ervaringen te beleven. Wanneer we dat in de werkelijke wereld doen, is dat niet zonder gevaar. Want overal waar zonder een strenge rituele omkadering wordt samengeschoold, ontstaat bij de minste aanleiding geweld. Waar het volk samenkomt om het ‘wij-gevoel’ van de massa te ervaren, moeten de ordediensten klaar staan. Niet in hun zondags uniform, maar in gevechtskledij, gehelmd, geharnast en gewapend. Hooligans en casseurs komen als aasgieren af op alle soorten manifestaties om er de opwinding van de oorlog te ervaren. Ze zoeken het ‘wij-gevoel’ niet in de virtuele wereld van de kijker, maar in de rauwe werkelijkheid van de doener. Zij willen gladiatoren zijn.
Panem et circenses. Brood en spelen…