Deur toe en geen paniek

Een paar weken terug was Vlaanderen nog druk-druk-druk bezig met werken-werken-werken en menigeen maakte al stiekem de meest opwindende vakantieplannen voor de paasvakantie. Aan de kust werden de terrassen klaargezet, het strand gebulldozerd, en de Ola en de Coca Cola vlaggen gehesen. De autobussen, de treinen, de vliegtuigen stonden volgetankt en proper gestofzuigd klaar om te vertrekken naar honderdduizend paradijselijke bestemmingen, de cruiseschepen lagen al onder stoom aan de kade, en de hotels wereldwijd waren omzeggens volgeboekt. Maar toen kwam Maggie. Ze had niet eens een toverstokje bij, ze wees gewoon met haar vinger en sprak de toverformule uit. Hocus pocus en we zaten allemaal vastgeplakt: thuis.

Niemand mag de deur nog uit, want buiten drijven verschrikkelijke rode en blauwe tennisballen door de lucht, virussen die ons genadeloos besmetten. Ze hebben rondom rond kleine paddestoeltjes op hun lijf. Er stond een foto van in de krant. Ze vliegen door de lucht als je hoest of niest, ze springen op de klinken van de deuren, op je handen en je kredietkaart, en op je vers gehamsterde rollen WC-papier. Ze kruipen door je keel naar binnen en verstoppen je longen. Dat doen ze echter alleen als je deel uitmaakt van de risicogroep van oude duikers (waar ik jammer genoeg toe behoor). Maar opgepast! Ook jonge mensen kunnen per ongeluk het slachtoffer worden…

Toen, in januari, die tennisballen aan de andere kant van de wereld begonnen te rollen, dachten wij in Europa, niet zonder leedvermaak, dat het een strafke van God was voor de Chinezen. Maar die illusie heeft niet lang geduurd. Het virus is ontploft en geen land blijft gespaard. Daar zitten we nu in ons kot en we vervelen ons rot. Maar we blijven wel zingen dat ‘We zullen doorgaan’. We blijven ook televisie kijken. Op het gestelde uur klappen we in onze handen die we plichtsgetrouw wassen. Ouders passen nu zelf op hun kleine hartedieven. Als er iets is waar we niet waren op voorbereid, dan is het wel dat! Jong of oud, we leven allemaal met de tanden op elkaar als in een belegerde stad. Gelukkig is er geen schaarste: voor de input staan deegwaren op het programma en voor de output beschikken we over voldoende WC-papier. Dat is kort samengevat ook de cyclus van ons huidig bestaan.

De sociale media staan roodgloeiend. Van Carlos kreeg ik via Facebook een bedenking waar ik even wil bij stil staan. Hij schreef: “Ja Patrick, er komt altijd een moment dat we het leren zeker?” Dat ‘het’, daar stellen op dit ogenblik veel mensen zich vragen bij. De hamvraag is of wij ‘het’ nu wel zullen begrepen hebben. Wat gaan we volgend jaar doen, als het virus geweken is en we weer volop uit ons kot mogen komen? Blijft ‘hebben’ ons hoogste streefdoel? Of gaan we ons nu eens echt beginnen bezighouden met ‘zijn’? Gaan we de gezondheidszorg, het onderwijs, de ordediensten, het gerecht, de spoorwegen, de ambtenarij verder blijven pluimen en, als er geen pluimen meer te vangen zijn, alles maar aan de meest biedende verkopen? Gaan we het Internet in naam van de vrijheid van meningsuiting overlaten aan de Internetgiganten, Google, Apple, Facebook en Amazon? Netflix, Airbnb, Tesla en Uber? Gaan we blijven vliegen naar alle uithoeken van de wereld en met ons onnozel toerisme overal de plaatselijke natuur en cultuur ten gronde richten? Gaan we blijven consumeren tegen de sterren op? Gaan we nog monsterachtiger reële en virtuele arena’s bouwen om met Brood en Spelen de lage driften van de massamens te vleien? Gaan we de wereld helemaal kapot maken en de tak waarop we zelf zitten helemaal doorzagen? Want laten we er geen doekjes om winden, dat is wel degelijk het scenario van het hyperkapitalisme! We weten allemaal dat het zo niet verder kan. Maar de boer, hij ploegde voort. Nu staat de tractor plots stil midden op het veld. Kan de boer misschien eens beginnen nadenken?

Zou het mogelijk zijn dat de doorsnee consument, die wij allemaal zo gretig zijn, nu plots met het virus dat in de lucht hangt, tot nadenken komt? Wijzelf, die al zolang de verkeerde vraag stellen – ‘Wat valt er hier te profiteren?’ – gaan wij massaal tot inzicht komen? Is zoiets überhaupt mogelijk? Ik vroeg mij af of er in het verleden ooit een gemeenschap heeft bestaan die de koerswijziging waar sommigen van dromen effectief op het programma heeft gezet en ook heeft weten door te voeren: versoberen, verstrooiing vermijden om zich op de essentie te concentreren, verslavingen afbouwen om vrij en verantwoordelijk te kunnen zijn. Toen we nog allemaal katholiek waren heette dat ‘zijn kruis opnemen’. Maar als er nu nog over een kruis gesproken wordt, dan gaat het over porno op het Internet. Staat de massa klaar om het verstand te verkiezen boven de emotie? Welwillendheid boven achterdocht? Zorg boven haat en onverschilligheid? Ik ken daar, in onze eigen cultuur, maar één ontroerend voorbeeld van, en dat is het avontuur van Port-Royal.

Port-Royal des Champs was een cisterciënzer abdij, gesticht in 1204, en met de grond gelijk gemaakt in 1712, op aanstoken van de jezuïeten en op bevel van de Raad van State onder het gezag van Lodewijk XIV. Port-Royal was een vrouwenklooster dat in de zeventiende eeuw uitgroeide tot een belangrijk centrum van intellectueel, religieus en politiek leven. Het jansenisme dat er werd gepredikt hield een scherpe kritiek in op het koninklijk absolutisme en op de manier waarop de adel en de bisschoppen hun ambt uitoefenden. De abdij trok de grote humanisten aan en verspreidde een hoogstaande leer van eenvoud, ascese, hoge ethische en rationele ernst en politieke correctheid. Daardoor werd ze al vlug een doorn in het oog van de paus en de koning, en ze werd fel bestreden door de jezuïeten, het ‘elitekorps van de rooms-katholieke kerk’. De belangrijkste vertegenwoordigers van het rationele denken van Port-Royal waren Antoine Arnauld en Blaise Pascal. Pascal maakte de casuïstiek van de jezuïeten belachelijk in ‘Les Provinciales’. Die 18 brieven zijn een pareltje uit de wereldliteratuur, waar pater Ghysel S.J. ons in de retorica, met een schalkse glimlach op de lippen, een stukje van liet proeven.

Port-Royal was een vrouwenklooster. Maar de nonnen waren geëmancipeerd en ze ontvingen er met open armen zowel mannen als vrouwen. De humanisten die van de Sorbonne werden weggejaagd zochten daar hun toevlucht. Ze hielden er zich binnenskamers bezig met de grote vragen over de essentie van het sociale, religieuze en politieke leven. Nu wij allemaal als het ware thuis in onze kloostercel zitten, kunnen we bij hen misschien enige inspiratie halen. In de ‘Revue des deux Mondes’ stond deze maand een artikel over Port-Royal van de hand van Robert Kopp. Ik laat jullie een stukje meelezen (ik heb de Nederlandse vertaling eronder gezet):

« Tout au long de notre histoire, des communautés ont existé, dont le geste fondateur a été d’ériger un mur de séparation entre elles et le monde. Elles se sont mises à l’écart, afin de mieux se recentrer et se concentrer sur l’essentiel. Pendant des siècles, elles ont été indispensables au fonctionnement de nos sociétés. Elles n’ont pas seulement été tolérées, elles ont été encouragées, remerciées et applaudies par ceux qui bénéficiaient de leurs soins et de leurs prières. Sauf une, à qui le pouvoir monarchique a fait une guerre sans merci : les religieuses de Port-Royal. Leur crime ? Oser rappeler aux puissants la vanité des apparences du pouvoir. De leur signifier – rien que par la simplicité de leur habit de serge blanche, leur voile noir et la croix écarlate barrant leur poitrine – que la vraie vie n’est pas du côté de l’ostentation, du divertissement, de l’étourdissement. Que, plutôt que se vautrer dans le paraître, mieux vaut revenir à une conception plus simple de la religion, telle que l’avait par exemple définie saint Augustin.

Régime alimentaire sans viande, pratique de la prière et du plain-chant, accueil de nouvelles novices, secours aux pauvres, création d’écoles, accueil de laïcs pour des retraites. Port-Royal attire de nombreuses personnalités du monde politique, ecclésiastique, intellectuel et devient un centre de vie spirituelle qui a produit la plus importante traduction littéraire de la Bible, de Lemaître de Sacy, qu’utiliseront Victor Hugo, Baudelaire et Rimbaud, ainsi que des œuvres capitales dans le domaine de la philosophie et de la langue (la Logique et la Grammaire de Port-Royal d’Antoine Arnaud, Pierre Nicole et de Claude Lancelot), œuvres qui, aux yeux de Michel Foucault, fondaient une nouvelle épistémè ou façon d’appréhender le monde.

Tant d’intelligence, tant d’indépendance d’esprit, tant de rigueur intellectuelle ne pouvaient qu’être suspectes à l’Église et à la monarchie, d’autant que parmi les personnalités proches de Port-Royal se trouvaient d’anciens sympathisants de la Fronde, et que les jésuites, convaincus qu’il fallait vivre dans le monde pour le changer et non pas trop le critiquer ni s’en abstraire, combattaient de toutes leurs forces l’austérité des jansénistes […] 

Crime contre le monde-comme-il-va. Et, partant, crime contre le pouvoir, qui se satisfait de ce monde. La communauté fut dissoute et interdite, les bâtiments furent rasés et leurs fondements détruits à la poudre. Rien ne devait rappeler leur présence. »

Vertaling:

Er hebben in de loop van de geschiedenis altijd gemeenschappen bestaan die van bij de stichting een muur rond zich hebben opgetrokken om zich van de buitenwereld af te schermen. Ze hebben zich afgezonderd om zich beter te kunnen focussen op de essentie. Eeuwenlang zijn ze onmisbaar gebleven voor de organisatie van de maatschappijen. Ze werden niet slechts gedoogd, ze werden aangemoedigd, bedankt en hoogst gewaardeerd door diegenen die van hun zorg en hun gebed mochten genieten. Behalve één, waar de koninklijke macht een meedogenloze oorlog tegen heeft gevoerd : de dames van Port-Royal. De machtigen openlijk durven wijzen op de ijdelheid van pracht en praal. Hen erop wijzen dat het ware leven niet te vinden is in uiterlijk vertoon, verstrooiing en losbandigheid, hen uitdagen met de eenvoud van een wit wollen kleed, een zwarte kap en een rood kruis midden op de borst: onvergeeflijk! Beweren dat men er beter aan doet terug te grijpen naar oude religieuze eenvoud, zoals aanbevolen door Augustinus, eerder dan zich te wentelen in schone schijn: onvergeeflijk!

Een menu zonder vlees, dagelijks gebed en gregoriaans gezang, opleiding van jonge kloosterlingen, bijstand aan de armen, inrichting van scholen, ontvangst van leken voor zielezorg en retraites. Port-Royal trekt talrijke hooggeplaatsten aan uit de politieke, religieuze en intellectuele wereld en wordt een centrum van kennis en spiritualiteit. Lemaître de Sacy maakt er de belangrijkste literaire vertaling van de Bijbel, die later door Victor Hugo, Baudelaire en Rimbaud werd gebruikt. Er ontstonden ook buitengewone studies op het vlak van filosofie en taalwetenschap, zoals de Grammatica van Port-Royal van Antoine Arnaud, Pierre Nicole en Claude Lancelot, werken die volgens Michel Foucault een nieuwe wetenschappelijke kennistheorie formuleerden en een nieuwe manier om in de wereld te staan.

Zoveel creativiteit, zoveel vrijheid van denken, zoveel intellectuele scherpte konden alleen maar verdacht overkomen bij de Kerk en de monarchie, te meer daar er zich onder de aanhangers van Port-Royal ook ex-sympathisanten van de Fronde bevonden. De jezuïeten verkondigden dat men zich niet afzijdig moest houden, maar in de wereld gaan staan om hem te veranderen – dat men dus niet al te kritisch hoorde te zijn – en zij hebben uit alle macht de versobering van de jansenisten bestreden […]

Opstandigheid tegen de gewone gang van zaken in de wereld. En dus opstandigheid tegen het bewind, dat zich graag tevreden stelt met het status quo: de gemeenschap van Port-Royal werd opgeheven en bij wet verboden, de gebouwen werden met de grond gelijk gemaakt en de fundamenten werden opgeblazen. Niets mocht nog herinneren aan haar aanwezigheid.

De vraag die we ons stellen is of er na de coronacrisis iets zal veranderen. Ik vrees dat dat slechts mogelijk zal zijn als we allemaal bereid zijn onze winkelkar te keren en te stoppen met zuchten: heerszucht, hebzucht, eerzucht, geldzucht, koopzucht, reiszucht, aandachtszucht, kijkzucht, drankzucht, vernielzucht, wietzucht, klaagzucht, pronkzucht, genotzucht, ik-zucht…

Straks, als de winkels weer open gaan, en de oude patronen in onze hersenen weer worden opgestart, wat zal er dan nieuw zijn? ‘It’s all in the mind’, zei mijn moeder. Ze had volkomen gelijk.

Patrick Schockaert