De Utopie van het Zijn

In coronatijden is de mens meer dan ooit met zichzelf bezig. Hij kijkt in de spiegel en vraagt zich af waar het kind dat hij was naartoe is, en hoe volwassen hij ondertussen wel zou geworden zijn. Gaat hij straks met zijn gretig mandje achter de kleuters aanhollen om paaseieren te rapen? Of gaat hij de kinderen laten lopen en aan de keukentafel eens diep nadenken over ‘hebben’ en ‘zijn’? Of Beide?

Ik had hier gesuggereerd om van de coronatoestand gebruik te maken om eens over ‘hebben’ en ‘zijn’ na te denken. We hebben dat de laatste decennia te veel verwaarloosd. Ik kreeg een paar mooie reacties. Carlos dacht dat er niet veel hoop is op veel verandering. Hij schreef:

“Verwachten dat de wereld ineens helemaal gaat veranderen van het “hebben” naar het “zijn” is volgens mij een illusie. Ten eerste zijn er veel te veel die nog veel te weinig hebben en voor hen is die boodschap dus niet echt relevant, komende van mensen die veel hebben. Ten tweede zien we nu al geopolitieke bewegingen, verschuivingen waarvan ik alleen maar hoop dat ze niet leiden tot grote oorlogen. Maar ik zou al gelukkig zijn als ik in de attitude van de “intellectuele elite” een verandering zou zien: van soms bombastische, grenzeloze, nuancevrije kritiek tegenover alles wat ze zelf niet zijn, naar een redelijke, analytische benadering van wat we dagdagelijks kunnen “aanpassen” zonder voor onszelf meteen bang te moeten zijn. Ik zeg zo maar iets: weet je dat er zowat 270 miljard euro op spaarboekjes staan in België, die niks opbrengen voor de spaarders en dat terwijl we ons nu zorgen maken over een tekort van 30, 40 miljard ten gevolge van de coronacrisis. Ik ben ervan overtuigd dat heel wat spaarders gemakkelijk 10% van hun spaarmiddelen kunnen afgeven, zonder dat ze daarom echt “verarmen”… Dat is maar één voorbeeld. Het is natuurlijk gemakkelijker zich te keren tegen bedrijven die winsten maken (maar die ook de rijkdom creëren waar wij van genieten), tegen politici die proberen alle interne tegenstellingen van onze maatschappij zo goed en zo kwaad als mogelijk te kanaliseren tot iets draaglijks…

Het voorstel van Carlos om 10% van ons spaarboekske af te staan om de financiële put van de coronacrisis wat te milderen, is een idee dat mij wel aanspreekt. Maar ik veronderstel dat de politicus die dat durft voorstellen nog moet geboren worden. De mens is een angstig dier, en hebzucht en gierigheid zijn een oud zeer. Blaise Pascal citeert in de twaalfde brief van ‘Les Provinciales’, waar ik onlangs nog over vertelde, Sint Gregorius (538–594), bisschop van Tours:

Quand nous donnons aux pauvres ce qui leur est nécessaire, nous ne leur donnons pas tant ce qui est à nous que nous ne leur rendons ce qui est à eux: et c’est un devoir de justice plutôt qu’une oeuvre de miséricorde.”

(Wanneer wij aan de armen geven wat hun noden lenigt, geven wij hen eigenlijk niet wat van ons is, we geven hen terug wat hen in feite toebehoort: en het is een rechtvaardige plicht eerder dan een werk van barmhartigheid.)

Maar in de zeventiende eeuw stond de jezuïetenorde, waartegen de humanisten van Port-Royal fulmineerden, helemaal langs de kant van de adel en de rijke clerus die het volk schaamteloos uitbuitten. Pascal wijst de jezuïeten terecht:

C’est de cette sorte que les saints recommandent aux riches de partager avec les pauvres les biens de la terre, s’ils veulent posséder avec eux les biens du ciel. Et au lieu que vous travaillez à entretenir dans les hommes l’ambition, qui fait qu’on n’a jamais de superflu, et l’avarice, qui refuse d’en donner quand on en aurait, les saints ont travaillé au contraire à porter les hommes à donner leur superflu, et à leur faire connaître qu’ils en auront beaucoup, s’ils le mesurent non par la cupidité, qui ne souffre point de bornes, mais par la piété, qui est ingénieuse à se retrancher pour avoir de quoi se répandre dans l’exercice de la charité. Nous avons beaucoup de superflu, dit saint Augustin, si nous ne gardons que le nécessaire ; mais, si nous recherchons les choses vaines, rien ne nous suffira. Recherchez, mes frères, ce qui suffit à l’ouvrage de Dieu, c’est-à-dire à la nature, et non pas ce qui suffit à votre cupidité, qui est l’ouvrage du démon : et souvenez-vous que le superflu des riches est le nécessaire des pauvres.”

(De heiligen wijzen erop dat de rijken de vruchten der aarde moeten delen met de armen, als zij samen met hen de vruchten van de hemel willen bezitten. Jullie leggen het erop aan in de mensen de ambitie aan te wakkeren, die ervoor zorgt dat men nooit overschot heeft, en ook de gierigheid, die weigert iets af te staan wanneer men toch overschot heeft. De heiligen daarentegen hebben zich ingespannen om de mensen zover te krijgen dat ze hun overschot wegschenken, en om hen te doen begrijpen dat ze veel zullen over hebben, als zij niet de hebzucht, die geen grenzen erkent, als maatstaf nemen, maar het medelijden, dat vindingrijk maakt om bescheidener te leven, zodat men het zich ruim kan veroorloven de naastenliefde te beoefenen. Wij hebben veel overschot, zegt de Heilige Augustinus, wanneer wij slechts houden wat wij nodig hebben; maar wanneer wij ijdel bezit najagen, zullen we nooit genoeg hebben. Verlang, mijn broeders, naar wat volstaat voor Gods werk, dat wil zeggen voor de natuur, en verlang niet naar hetgeen uw hebzucht bevredigt, die het werk is van de duivel: en onthou dat het overschot van de rijken het noodzakelijke van de armen is.)

Vandaag hebben de jezuïeten gekozen voor het kamp van de armen. Ze hebben dan ook niet veel meer in de pap te brokken…

In de media is er wel wat kritiek op de schaamteloze overvloed van de superrijken, maar we hebben voor het kapitalisme gekozen, en dat wil zeggen dat we van de hebzucht het fundament gemaakt hebben van de samenleving. De rijken zijn sedert de zeventiende eeuw niet wijzer geworden, en de minder gegoeden van vandaag laten zich maar al te graag inspireren door hun parasitair voorbeeld. Want het enige wat veranderd is sedert de tijd van Lodewijk XIV, is dat de rijken nu naar de belastingparadijzen vluchten met het geld van Jan met de pet, terwijl diezelfde Jan met de pet probeert schatrijk te worden door op de Lotto te spelen, om dan precies hetzelfde te doen.

Is er dan werkelijk geen hoop?

Je kijkt rond en je ziet dat je hoop dat de mensen tot inkeer zullen komen ongegrond is. Je bent pessimist. Ik ook. Je denkt dat iedereen muurvast zit in dwaasheid en egoïsme. Ik denk dat ook. Maar je blijft toch spreken en hopen en je doet er alles aan om het goede voorbeeld te geven. En op een bepaald moment, als alleen de zotten er nog van dromen, zal het wonder toch gebeuren: de Waarheid zal zich plots met de kracht van een nieuw virus verspreiden. Ze zal ontploffen. Dat is al vaak gebeurd de laatste 5000 jaar. Ik weet het zeker. We begrijpen het niet omdat we de geschiedenis van onze eigen cultuur onvoldoende kennen: Akhenaton, Plato, Johannes, Dante, Erasmus, Van Ranst, enz.

Broeder Arnoldus Maria Van De Sande, die een halve eeuw lang portier was op het Sint-Barbaracollege, en die jarenlang in een doodskist heeft geslapen tot een nieuwe rector het hem tenslotte verbood, noemde zichzelf ‘soldaat in het leger van Christus’. Zijn portiersloge, dat waren ‘de loopgraven’ die hij moest verdedigen. Ik denk dat dat een mooie metafoor is voor onze opdracht: ‘soldaat in het leger van Christus‘. Als je je daar een gedacht van maakt, dan vallen alle twijfels weg: je verdedigt de loopgraven. Je hoeft niet eens in God te geloven. Vroeg of laat winnen we de strijd.

Ik wens jullie een goede gezondheid en de moed om te blijven dromen van de mens.

Patrick Schockaert

april 2020