De Kleine Prins (1943 / 1946)

Ik heb een tijdje geleden een boekje geschreven over De Kleine Prins van Antoine de Saint-Exupéry, waarin ik de tekst en de tekeningen uitleg. Ik heb het uitgegeven in eigen beheer. Het is te koop in de boekhandels en ook via mijn website: www.patrickschockaert.be. (Het wordt u gratis verstuurd.) De Kleine Prins is vandaag vooral populair in de jeugdliteratuur, de film, de musical en de kinderafdeling van de musea, maar eigenlijk is het door de auteur opgevat als een leesles voor volwassenen. Als oud-taalleraar betreur ik dat er vandaag nog maar weinig literatuur gelezen wordt, en ik wil iedereen die het lezen van de grote schrijvers heeft opgegeven aanmoedigen om toch minstens eens per jaar – en liefst niet op het strand tijdens de welverdiende vakantie – ‘s avonds thuis, als de rust na het werk is weergekeerd, met een lekker glas in de luie zetel, een literair meesterwerk te lezen of te herlezen. De Kleine Prins zou een goed begin kunnen zijn van een vaste gewoonte: een of twee dagen in de week alle schermen uit en lekker onder de leeslamp met een boek in de hand: zelf denken.

De Kleine Prins is op het eerste gezicht geen moeilijk boek. Je leest het uit op minder dan twee uur. Wanneer je het uit hebt kun je er desgewenst mijn bespreking bij nemen, en dan zul je misschien merken dat je niet voldoende hebt stil gestaan bij de symbolen. De Kleine Prins is een complex raadsel, een verhaal met een dubbele bodem en met een merkwaardige achtergrondgeschiedenis.

In 1943 verscheen The Little Prince in New York. De Amerikaanse uitgevers van Saint-Exupéy hadden bij hem een kerstverhaal besteld nadat hij hen tekeningen had getoond van een klein kereltje met blond haar. Hij was daar heel blij om, want hij was al jaren aan het broeden op een grap die hij met zijn lezers wilde uithalen, en hij zag hier een ideale gelegenheid in om de snobs die zijn werken misprezen eens goed te foppen. Tegelijk wilde hij ook over zichzelf vertellen en schuld bekennen. Want alle fouten die hij de volwassenen verwijt in het verhaal, heeft hij eerst zelf gemaakt. Het schrijven van De Kleine Prins was voor hem als een bevrijdend gesprek met een psychiater. Een biecht.

Toen hij glunderend met zijn kerstverhaal afkwam, waren de uitgevers stomverbaasd en ook verontwaardigd. Niemand zou in dat sprookje een kerstverhaal herkennen, protesteerden ze, en het ergste van alles vonden zij dat het hoofdpersonage sterft op het einde. De snoezige kleine held van een sprookje laten doodgaan door een slangenbeet en daar dan een beetje bedroefd over zijn, dat schept helemaal geen kerstsfeer. Ze eisten dat toch minstens het einde zou herschreven worden. Maar Saint-Exupéry weigerde pertinent iets aan zijn tekst te veranderen. En hij kreeg het dus toch gedaan om The Little Prince ongewijzigd te laten publiceren. Maar het onthaal in Amerika was eerder lauw.

Eind 1943 vertrok hij naar Noord-Afrika om opnieuw als piloot in het leger te dienen, en hij probeerde de Franse versie van Le Petit Prince daar te laten uitgeven. Maar hij vond geen enkele uitgever die zijn manuscript ernstig nam. Hij was daardoor bijzonder ontgoocheld.

Le Petit Prince werd uiteindelijk pas in 1946 in het Frans gepubliceerd in Parijs door Gallimard. Saint-Exupéry was dan al twee jaar overleden. Hoe die publicatie in zijn werk is gegaan heb ik in mijn boekje niet verteld, maar er is wel een anekdote die tekenend is voor de pretentieuze zelfvoldaanheid van een bepaalde soort volwassenen waar Saint-Exupéry erg kwaad op was en die hij met De kleine prins voor schut wilde zetten. Hij haatte snobs.

De man die ervoor zorgde dat Le Petit Prince door Gallimard werd uitgegeven heette Guy Schoeller. Guy Schoeller was een grote naam in de Franse uitgeverswereld. Hij was het die de Livre de Poche uitvond en commercialiseerde. Later heeft hij bij uitgeverij Laffont ook de reeks Bouquins bedacht en gelanceerd. Na de oorlog was hij gedurende enige tijd commercieel directeur bij Gallimard en verantwoordelijk voor de keuze van de uit te geven werken. Op zekere dag komt Gaston Gallimard, naar hem toe en zegt, ik heb een probleem. De erfgenamen van Saint-Exupéry zijn bij mij gekomen met een manuscript van een kindersprookje en ze willen dat ik het uitgeef. Maar ze vragen zot veel geld. Ik weet niet wat ik moet doen, het is echt een flauw verhaaltje. Als we er 4000 exemplaren van verkopen, zal het veel zijn. Wilt gij het eens lezen en mij uw gedacht zeggen? Schoeller leest het manuscript en vind het maar een onsamenhangend en melig vertelseltje. Hij gelooft niet dat het de moeite waard is om het uit te geven. Diezelfde avond pakt hij het mee naar het bordeel waar hij een goede klant is, en hij vraagt aan één van de jongedames om het eens te lezen en hem te zeggen wat zij ervan vindt. Bij zijn volgend bezoek krijgt hij te horen dat al de meisjes het verhaal gelezen hebben en dat ze allemaal zo ontroerd waren dat ze tranen met tuiten weenden. Ze vinden Schoeller een schat. Schoeller brengt verslag uit aan Gallimard en zegt dat hij er honderdduizend exemplaren van moet laten drukken.

Ik heb niet kunnen nagaan of dat werkelijk echt zo gebeurd is, maar het wordt wel verteld, en het wordt vooral grappig gevonden door intellectuelen die De kleine Prins beschouwen als een onnozel en infantiel verhaaltje dat simpele zielen aanspreekt, maar geen literaire kwaliteiten bezit. Ze vinden dan ook meestal dat Saint-Exupéry niet zo’n groot schrijver is.

Ik denk dat ze over de hele lijn ongelijk hebben. Saint-Exupéry zou zich trouwens grandioos met hen vermaakt hebben, als hij de oorlog had overleefd… Want zij zijn diegenen met wie hij in de eerste plaats wilde lachen, zij zijn het die zijn werk niet begrijpen, en die ondanks hun hoge opleiding, hun kennis van de literatuur en van de wereld van het boek, niet in staat blijken een fabeltje vol raadseltjes te analyseren. In De Kleine Prins noemt Saint-Exupéry die soort zelfingenomen intellectuelen misprijzend de ‘volwassenen’. Hij weet als ervaren goochelaar dat niemand de grap zal doorzien. De gewone lezer niet, omdat hij te weinig leeservaring heeft, en de critici en de literatuurspecialisten niet, omdat ze niet de moeite nemen om de tekst grondig te herlezen. Ze vinden het niet de moeite om er dieper over na te denken. Ze menen dat ze zo slim zijn dat ze alles zomaar onmiddellijk kunnen begrijpen bij een oppervlakkige eerste lectuur. Maar dat kan niemand. Ik heb Le Petit Prince wel tien keer aandachtig gelezen met de leerlingen in de klas, en telkens ontdekte ik belangrijke details waar ik overheen had gelezen. Het heeft jaren geduurd eer ik het verhaal helemaal door had.

In deze tijden van onzekerheid kan een eenvoudig literair werkje wonderen doen op het vlak van zelfkennis en leesplezier. Als gepensioneerde leraar Frans geef ik graag een woordje uitleg bij de tekst: mijn boek, Het Raadsel van De kleine prins, is voorlopig alleen in het Nederlands te verkrijgen, maar Le Petit Prince zelf is – volgens Luc De Bruycker van Mon en de Vieze Gasten – vertaald in 508 verschillende talen, waaronder ook het Gents. Er zouden 7185 verschillende uitgaven van bestaan. Van mij krijgt het sprookje vijf gouden sterren.