“Quelquefois nous pensons l’un, mais Dieu fait l’autre, et, quand le soleil est couché, toutes les bêtes sont à l’ombre.” (Rabelais, Pantagruel, Chapitre 12)
Het is altijd leuk als je van een oud-leerling een reactie krijgt. Frederik Van Cauter postte een interessante vraag bij een artikel op mijn blog over lezen. Hij schreef:
“Lezen baart kennis” of… verwoordt indrukken die je door de jaren heen hebt opgedaan?
Een welgemeende vraag is een poging tot antwoord waard. Plots voel ik mij weer een beetje die betweterige leraar die de helft van zijn leven voor de klas stond om de kennis die hij van de ouden had opgepikt aan de jongen door te geven. Met dat doorgeven van kennis is er vandaag trouwens iets grondig mis. Het onderwijs is een soort Folies Bergère geworden. Leraars en leraressen moeten de gekste sprongen maken om nog enige aandacht van hun leerlingen te krijgen. Veel verder dan het trainen van een aantal tijdsgebonden vaardigheden zit er niet meer in. Alles wat ook maar ruikt naar abstract denken wordt zoveel mogelijk vermeden omwille van het groeiend aantal kansarmen (meestal verwende kinderen van rijke mensen). Jaar na jaar, met elke nieuwe onderwijsvernieuwing, wordt de orde in de opbouw van kennis verder ondergeschikt gemaakt aan variatie en leukheid. Luisteren, noteren en lezen wordt vervangen door plaatjes en filmpjes kijken en kruisjes zetten. Spelling, dictee, vertaling, woordenlijsten en grammatica zijn afgeschaft: niet meer nodig. Vorige week probeerde ik een Frans kindersprookje voor te lezen, en toen bleek kleinzoon Nr 1, die ondertussen al in het derde ASO zijn weg zoekt, zelfs de woorden ‘vouloir’ en ‘demander’ niet te kennen. Het verschil tussen ‘à’ en ‘de’ was hem ook al niet duidelijk. Aan de basis van deze lamentabele situatie ligt een triestige misvatting over de zin van het leven.
We zijn vergeten dat er een grondig verschil is tussen indrukken die je opdoet, en kennis die je opbouwt! Om indrukken op te doen kijk je naar de televisie en ga je op reis, je leest thrillers en bestsellers en je speelt computerspelletjes. Je gaat naar de fitness en de voetbal en naar festivals. Maar zo bouw je geen kennis op. Om kennis op te bouwen moet je in de leer gaan bij de grote meesters: thuis blijven, zwijgen en lezen. Van Brusselmans word je niet veel wijzer. Van Plato wel. Maar zolang je te weinig ervaring hebt met lezen, is Brusselmans plezanter… En omdat vandaag iedereen ‘epicurist’ is, moet het leven plezant zijn. Om de inspanning van het nobele lezen te vermijden kiest iedereen – intellectuelen inbegrepen – voor de volkse beeldcultuur. Men duikt zonder na te denken in dat flitsend bad boordevol interessante bezighouderij voor onwetenden. Gewoon duiken: de beeldcultuur stelt geen eisen. Ze heeft zo’n massaal succes omdat ze ‘laagdrempelig’ is. Braaf kijken en napraten volstaat, er valt niets te begrijpen. De woordcultuur daarentegen stelt eisen, ze is ‘hoogdrempelig’: niet toegankelijk zonder spelling, woordenschat en grammatica. Erger nog, de woordcultuur verplicht tot denken, en daar heeft iedereen al sedert Adam en Eva een broertje aan dood. Er is te veel stilte en geduld voor nodig.
“De meeste mensen zouden eerder sterven dan te denken, en dat doen ze ook werkelijk.” (Bertrand Russell)
Toen ik twintig was las ik het verzamelde werk van Conan Doyle. ‘s Nachts droomde ik soms van Sherlock Holmes, maar als ik wakker was bleek ik nog slechter dan Doctor Watson te redeneren. Ik begreep dat ik mijn hersenen met kennis moest vullen en ze niet laten volpompen met allerlei zottigheid van pulp fictie en reclameboodschappen voor boormachines en WC-papier. Ik keerde mij af van de blauwe schermen en nam mijn toevlucht tot de literatuur.
I consider that a man’s brain originally is like a little empty attic, and you have to stock it with such furniture as you choose. A fool takes in all the lumber of every sort that he comes across, so the knowledge that might be useful to him gets crowded out, or at best is jumbled up with a lot of other things, so that he has a difficulty in laying his hands upon it. Now the skilful workman is very careful indeed as to what he takes into his brain attic. He will have nothing but the tools which may help him in doing his work, but of these he has a large assortment, and all in the most perfect order. (Sir Arthur Conan Doyle)
Of zoals computerprogrammeurs het zeggen: ‘Garbage in, garbage out.’ Ik vind dat intellectuelen daar wat meer rekening zouden moeten mee houden in hun vrije tijd.
[N.B.: Kleine toelichting bij het citaat van Rabelais. ‘Er is maar één God, maar iedereen maakt er de zijne van’, schreef Max Weber. En de moderne mens heeft dan maar van zichzelf zijn eigen God gemaakt. Dat was slim bedacht, maar het levert onoplosbare tegenspraken op, waar de kinderen al vroeg last van hebben en waar zelfs de psychiaters geen weg mee weten.]