Jean de La Fontaine
350 jaar geleden verschenen de eerste fabels van La Fontaine. Vandaag worden ze nog altijd overal ter wereld gelezen en voorgedragen. Wie van grote kunst houdt kan er niet omheen: ze behoren tot de absolute hoogtepunten van de wereldliteratuur.
Tegenwoordig is het zo dat dingen waar geen publiciteit voor gemaakt wordt volledig uit het zicht verdwijnen. Het zou spijtig zijn dat we, nu de literatuur stilaan helemaal uit het onderwijs geweerd wordt, het contact verliezen met wat de grote denkers uit het verleden aan inzichten bij elkaar hebben gebracht: de literatuur is niet minder dan dat!
Sedert de zeventiende eeuw heeft de Westerse cultuur natuurlijk een enorme vooruitgang geboekt. De beschaving heeft zich verder ontwikkeld, en daar waar de kunst in de zeventiende eeuw nog vastzat in oude rituele afspraken rond onderwerpen en stijlregels, is de hedendaagse kunst uitgegroeid tot een alles overstijgend transcendentaal gebeuren dat zijn eigen wetmatigheden vrijelijk oplegt aan zichzelf, aan de mens en aan de financiële wereld.
Op deze verjaardag van de fabels van La Fontaine, bekijken we twee gedichten: ‘La Cigale et la Fourmi’, en ‘La Cimaise et la Fraction’.
Jean de La Fontaine
LA CIGALE ET LA FOURMI (1668)
La Cigale, ayant chanté
Tout l’été,
Se trouva fort dépourvue
Quand la bise fut venue.
Pas un seul petit morceau
De mouche ou de vermisseau.
Elle alla crier famine
Chez la Fourmi sa voisine,
La priant de lui prêter
Quelque grain pour subsister
Jusqu’à la saison nouvelle.
Je vous paierai, lui dit-elle,
Avant l’août, foi d’animal,
Intérêt et principal.
La Fourmi n’est pas prêteuse ;
C’est là son moindre défaut.
Que faisiez-vous au temps chaud ?
Dit-elle à cette emprunteuse.
Nuit et jour à tout venant
Je chantais, ne vous déplaise.
Vous chantiez ? j’en suis fort aise :
Et bien ! dansez maintenant.
Kunstenaars laten zich graag door hun illustere voorgangers inspireren. Het is een verschijnsel van alle tijden. Hieronder volgt een bijdrage van een modern kunstenaar die een bewerking heeft gemaakt van het gedicht van La Fontaine. De kunstrichting waar deze bewonderenswaardige man toe behoorde heette ‘Oulipo’: ‘Littérature potentielle’. De moderne dichter werkt niet zomaar vanuit zijn vakmanschap: hij gebruikt een specifieke ’techniek’, de ‘Oulipo’ techniek. De naam van de kunstenaar doet er niet toe, aangezien het gedicht niet te koop is.
LA CIMAISE ET LA FRACTION (1973)
La cimaise ayant chaponné tout l’éternueur
se tuba fort dépurative quand la bixacée fut verdie :
pas un sexué pétrographique morio de moufIette ou de verrat.
Elle alla crocher frange
Chez la fraction sa volcanique
La processionnant de lui primer
Quelque gramen pour succomber
Jusqu’à la salanque nucléaire.
« Je vous peinerai, lui discorda-t-elle,
avant I’apanage, folâtrerie d’Annamite!
interlocutoire et priodonte. »
La fraction n’est pas prévisible :
c’est Ià son moléculaire défi.
« Que ferriez-vous au tendon cher ?
discorda-t-elle à cette énarthrose.
– Nuncupation et joyau à tout vendeur,
Je chaponnais, ne vous déploie.
– Vous chaponniez ? J’en suis fort alarmante.
Eh bien ! débagoulez maintenant. »
Het zal je ongetwijfeld opgevallen zijn dat dit geen gewone literatuur meer is. Het fabeltje is omgetoverd tot een heus kunstwerk. En niet zomaar een kunstwerk, een conceptueel kunstwerk!
Benieuwd naar de truc? Je neemt eender welke tekst, je vervangt alle substantieven, adjectieven en werkwoorden door het zevende woord dat er in het woordenboek op volgt. Eenvoudig, maar geniaal. Niemand die daar ooit eerder was op gekomen. Superorigineel!
Er valt van de hedendaagse kunst niets meer te begrijpen en als u het mij vraagt valt er ook niet van te genieten. Het volstaat niet gewoon een vijs kwijt te zijn om het allemaal nog ernstig te nemen: je moet geloven.
Jan Hoet, de paus van de hedendaagse kunst, legde het als volgt uit op de radio:
– Jan Hoet, quel est le grand projet de votre vie ?
– J’ai voulu avoir un musée, et je l’ai fondu aussi, le Musée de l’Art contemporain de Gand. Et j’ai toujours voulu que le musée sera le lieu où on peut discuter, débatter, avec les gens, sur l’art : qu’est-ce que c’est l’art ? C’est comme un peu un alternatif pour ce qu’on a considéré comme étant l’église. Vous comprenez ? Donc l’église, c’est aussi un lieu où on sort du monde, au fond ; et le musée, c’est un peu comme l’église, où on débatte sur l’art. C’est pas sur la religion, mais sur l’art. Et je crois que l’art, c’est une charnière pour discuter sur beaucoup de choses.
– Jan Hoet, qu’est-ce qui vous donne envie de vous lever le matin ?
– De me lever ? Ah ! Eh ! Je suis toujours à la recherche, hein ! Toujours ! Chaque jour j’ai envie de lire un livre sur l’art, de visiter un atelier d’un artiste, ou de regarder une exposition. C’est chaque jour. C’est ma vie quoi. Parce que ça me donne de l’énergie. Et ça j’ai vécu très concrètement. Quand je visite une exposition, même quand je ne l’aime pas, cette exposition, ça me donne de l’énergie. Pour penser, pour refléter, pour faire une réflexion là-dessus et sur ce que c’est l’art. Ça m’occupe chaque jour, ce problème de l’art, parce qu’on ne trouve pas à définir ce que c’est. Et le plus vieux que je suis, le moins que je peux le faire. Et je trouve aussi que c’est bien ça! Parce que l’art dépend des changements dans la vie ; et l’artiste, il contrôle la vie, il fait un jugement sur la vie. Et c’est ce jugement dont j’ai besoin. Je ne veux pas être comme tout le monde.
(rtbf, Le Grand Charivari, 21-12-2013, heruitgezonden 08-03-2014)
Die laatste zin verklaart veel, vind ik. Wie van de hedendaagse kunst houdt is inderdaad meteen anders dan iedereen, en dus heel bijzonder. Wat zijn we toch allemaal dolgraag bijzonder…