“If you want your children to be intelligent, read them fairy tales. If you want them to be very intelligent, read them more fairy tales.” (Einstein)
Sinds de publicatie van mijn boek over Saint-Exupéry, Het Raadsel van De kleine prins, heb ik heel wat boekenwinkels in Vlaanderen bezocht om mijn werk zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen van wat in de wereld van de publiciteit ‘de geïnteresseerde lezer’ heet. En er blijken tot mijn vreugde heel wat lezers geïnteresseerd in Saint-Exupéry en in de verborgen betekenissen van De Kleine Prins.
Wat mij bij die bezoeken opvalt is dat in alle boekenwinkels de bestsellers van Yuval Noah Harari nog altijd uitgestald liggen. Ik heb ze een hele tijd geleden allemaal gelezen en er hier af en toe ook wat commentaar op geschreven. Ik blijf Harari interessant vinden. Hij zet aan tot nadenken over de problemen waar wij oplossingen moeten voor bedenken en hij probeert eerlijk te zijn. Hij is duidelijk een heel lieve man, hij kan goed vertellen, en hij schetst een treffend beeld van onze samenleving; dat is magnifiek. Maar veel verheldering over wat ons nu te doen staat brengt hij niet. Ik ben van plan af en toe eens in te gaan op wat hij ons in zijn laatste boek, 21 lessen voor de 21ste eeuw, als leraar te vertellen heeft.
Voorwoord
Harari begint met zich af te vragen voor welke lezers hij schrijft. Hij betreurt dat miljarden mensen zijn werk nooit zullen lezen. Hij denkt dan in de eerste plaats aan de talrijke mensen die ‘zelden de luxe hebben om mee te denken, omdat ze belangrijker zaken aan hun hoofd hebben: ze moeten naar hun werk, voor de kinderen zorgen of bejaarde ouders assisteren.’ Dat lijkt mij nogal een dwaas excuus, althans wat ons Vlamingen betreft. Volgens de statistieken kijken 98 % van de Vlamingen gemiddeld vijf uur per dag televisie. Daar kunnen gerust een paar uren van af die dan in lezen en denken zouden kunnen geïnvesteerd worden. Of niet? Wie wil kan zijn abonnement op Netflix opzeggen en boeken lezen. Toch?
Vervolgens spreekt Harari zijn medelijden uit met de slachtoffers van alle kwalen die de mensheid teisteren, ‘een alleenstaande moeder in de achterbuurten van Bombay, bootvluchtelingen die ronddobberen op de Middellandse Zee, een stervende patiënt in een overvol Londens ziekenhuis’… Dat zijn mensen die geen gelegenheid hebben ‘om over het broeikaseffect na te denken’ of ‘zich vragen te stellen over de crisis waarin onze democratieën zich bevinden’. Voor hen kan hij niets doen. Zijn lessen zijn niet bestemd voor wie in nood verkeert, maar voor de welstellende wereldburger die ademt in de ‘Time is money’ ideologie en ruimschoots over beide beschikt: U en ik.
‘Sommige hoofdstukken zijn een lofzang op de menselijke wijsheid’, maar andere ‘belichten de cruciale rol van de menselijke domheid’. Als we dat lezen valt in ons wakkere hoofd heel even een pijnlijke stilte… Maar Harari stelt ons gerust: hoewel zijn boek ‘een mondiaal perspectief biedt’, zal hij ‘de persoonlijke factor niet verwaarlozen’. Integendeel, hij wil ‘de verbanden tussen de grote revoluties van ons tijdperk en het zielenleven van afzonderlijke individuen juist benadrukken.’ Ons eigen zielenleven! Daar hebben wij wel oren naar. Maar dat zielenleven is vandaag bedreigd, ‘wetenschappers, grote bedrijven en overheden worden er steeds beter in om het menselijke brein te hacken’. Harari vraagt zich dan ook af waar we met zijn allen naartoe gaan. Hij is bang van de galopperende computers. Er klinkt wanhoop in zijn stem.
Als klap op de vuurpijl stelt hij de hamvraag waar hijzelf mee worstelt: ‘Hoe kan ik een degelijke ethische basis vinden in een wereld die tot ver achter mijn horizon reikt, die we als mensen nauwelijks nog in handen hebben en waarin alle goden en ideologieën verdacht zijn geworden?’ Nog voor we aan het eerste hoofdstuk toe zijn, geeft Harari toe dat hij ons geen antwoorden kan verstrekken. Hij zal als geschiedkundige een analyse van de feiten voorleggen, maar de weg zal hij ons niet wijzen, want dat kan alleen wie over een onwankelbare ethische basis beschikt. Kunnen zijn 21 lessen dan toch echte lessen zijn?
Samengevat? Medelijden, wanhoop en geen ethische bakens voor een geglobaliseerde wereld. Zou het kunnen dat wij Harari zo’n toffe kerel vinden omdat we onszelf herkennen?