Open Klasdag 1996
Onlangs ontmoette ik een oud-leerling die dertig jaar geleden bij mij in de klas zat en die mij vroeg of ik nog altijd geloofde in Flurk de Kuddegeest. Ik beloofde hem het verhaal, dat ik toen op de Open Klasdag vertelde, op mijn website te zetten. De Open Klasdag was een speciale lesdag waarbij de gewone lessen werden vervangen door voordrachten van leerlingen en leraren waarvoor iedereen vrij kon inschrijven:
Beste vrienden,
Op deze mooie Open Klasdag, die toevallig, zowel in mijn als in uw leven, vandaag valt en nadien nooit meer zal terugkomen, wil ik u gaarne met enige filosofische overwegingen confronteren. U weet dat men de filosofie over het algemeen laat beginnen bij de oude Grieken en met Socrates. De lijfspreuk van Socrates was “Ken uzelf”. Dat is ook het doel van de filosofie. We filosoferen hoofdzakelijk om onszelf beter te leren kennen. Dat is interessant omdat wie zichzelf goed kent, zich minder vlug over zichzelf vergist. En dus minder het gevaar loopt zich in het leven ernstig te misrekenen en daardoor andere mensen ongelukkig te maken en het zelf ook te worden.
Ikzelf ben door de filosofie geboeid geraakt toen ik hier op het college leerling was, meer dan twintig jaar geleden. Sinds 1978 heb ik als leraar op ditzelfde college als vrije naschoolse activiteit een wekelijkse filosofieklas gehouden voor de leerlingen van de derde graad. De oud-leerlingen van deze filosofieklassen hebben een vereniging gesticht die de CDW heet, wat de afkorting is van een spotnaam, ‘De club der Wijzen’. Deze vereniging geeft twee tijdschriften uit, driemaandelijks de ‘Letterbarak’, en maandelijks, de ‘Letterbarakberichten’. Er zijn ook drie dochterondernemingen uit ontstaan. De eerste is een uitgeverij van wetenschappelijke boeken, die Mimesis heet, en samenwerkt met de uitgeverij Lannoo. Ik heb een aantal van de boeken die door ons zijn uitgegeven meegebracht: u kan die bij mij kopen tegen een gunstige prijs. Een tweede vereniging die uit de CDW is voortgekomen is de v.z.w. De Akker, die zich bezighoudt met hulp aan ex-drugverslaafden en ex-gevangenen, sukkelaars die nergens meer terecht kunnen. We zorgen voor huisvesting, opvang en budgetbegeleiding voor die mensen, en we proberen hen opnieuw aan werk te helpen. De Akker werkt nauw samen met Huize Triest. En een derde dochter van de CDW is de vereniging Dipsos die cursussen en voordrachten organiseert, voornamelijk over het denken van René Girard. Mochten er onder jullie zijn die hier meer willen over vernemen, of die wensen mee te werken, zij kunnen altijd bij mij terecht.
Ik heb daarnet de naam laten vallen van René Girard. René Girard is een Franse paleontoloog en antropoloog en psycholoog en literatuurspecialist die in Amerika heeft carrière gemaakt. Hij heeft eerst gewerkt aan de Johns Hopkins universiteit in New York, en hij was nadien gedurende meer dan twintig jaar professor literatuurwetenschappen aan de Stanford universiteit in Californië. Er is vorig jaar vaak in de kranten over hem gesproken, want hij heeft een doctoraat honoris causa gekregen van de universiteit van Antwerpen en hij is daarvoor naar België gekomen. Zijn theorieën over het ontstaan van de mensen en de goden zijn zo buitengewoon interessant dat iedereen ze vandaag eigenlijk zou moeten kennen. Maar zoals u waarschijnlijk wel weet hebben de meeste mensen een broertje dood aan studeren, en kijken ze liever naar een film over hoe verstandig Einstein of Sherlock Holmes wel waren, dan dat ze proberen zelf verstandig te worden. U moet daar maar eens diep over nadenken …
Flurk de Kuddegeest
Zes jaar geleden heb ik op de Open Klasdag een uiteenzetting gehouden over Flurk de Kuddegeest, waarin ik de mimetische hypothese van René Girard heb toegepast op een paar facetten van het collegeleven. Vandaag gebeurt het nog af en toe dat een leerling mij komt vragen wie die Flurk eigenlijk is, en ik heb besloten het jullie vandaag nog eens te vertellen. Ik ga u dus nog eens proberen te doen nadenken over uzelf …
Flurk is de naam van de slechterik uit een oude Vlaamse strip die twintig jaar geleden door het dagblad Het Volk werd uitgegeven. De strip heette “De Kapoentjes” en de tekenaar was Marc Sleen. Flurk kun je vergelijken met Krimson uit Suske en Wiske of met Sardonis uit Merlina. Of met de wolf uit Roodkapje. Maar Flurk is niet zo’n wereldvreemd personage, hij heeft iets herkenbaars: hij is het type van de dommerik die zijn plezier zoekt in het vernielen van wat een ander met liefde en moeite, en natuurlijk ook vaak met enige naïviteit, probeert op te bouwen.
Ik heb de naam van deze onsympathieke figuur gekozen voor een verschijnsel dat in sterke mate het menselijk gedrag bepaalt, namelijk de kuddegeest. Ik heb de kuddegeest verpersoonlijkt en ik heb hem Flurk genoemd. Het is dus beeldspraak. Ga hier straks niet buiten met de gedachte dat ik geloof in een mysterieus wezen dat Flurk heet en dat op de brave mensen loert om hen tot ondoordacht groepsgedrag aan te zetten. Ik geloof helemaal niet in geesten of duivels.
Mijn bedoeling is u even te doen nadenken over het verschijnsel dat wij kuddegeest noemen, en dat gewoonlijk neerkomt op een infantiel en vaak agressief gedrag dat mensen spontaan vertonen van zodra zij zich in een groep bevinden. U kan dat hier alle dagen van nabij bestuderen op de speelplaats, in de gangen en in de meeste klassen.
Op school, onder kinderen, blijft de kuddegeest gelukkig meestal een nogal onschuldig verschijnsel, maar iedereen herinnert zich nog levendig het beruchte Heizeldrama, waar een door Flurk aangegrepen menigte supporters achtendertig toeschouwers de dood injoeg. Hoe is zoiets mogelijk? vragen de mensen zich verontwaardigd af. Het is nochtans heel simpel. Eén schoelje – meestal één of andere domme hooligan die speciaal daarvoor gekomen is, begint herrie te schoppen. Rondom deze eerste schoelje staan een aantal andere schoeljes, want we kunnen aannemen dat het gezegde ‘soort zoekt soort’ ook hier van toepassing is. Wat doen nu deze andere schoeljes? Brengen zij hun dol geworden makker tot bedaren? Neen, zij bootsen hem gedachteloos na. Ze beginnen ook te roepen en keet te schoppen.
Het duurt maar een paar minuten of we hebben op de bovenste trappen van het stadion een dolle geweldsscène, waarbij iedere hooligan zoveel mogelijk schade probeert aan te richten aan het gezicht van al wie in zijn bereik komt. De brave sukkelaars die daar rond staan zijn het eerste slachtoffer en proberen in paniek weg te komen. En daar begint dan het dodelijk gedrum. Via één of een paar agressieve idioten vaart Flurk in de massa, en de paniek slaat toe. Paniek is een welbekend massaverschijnsel dat bij geweld in stadions of bij branden in gebouwen voor veel meer slachtoffers verantwoordelijk is dan het hooligangeweld of het vuur op zichzelf zouden veroorzaken.
Achtendertig doden, meer dan honderd gekwetsten en nog veel meer psychisch gekwetste mensen die nooit meer onbevangen glimlachend in een stadion zullen staan. Wie is de schuldige? Die ene schoelje die begonnen is? Die andere schoeljes die hem als domme apen hebben nagebootst? Die ene brave burger of die bezorgde moeder die eerst in paniek is geraakt? Of is het Flurk de kuddegeest?
Mensen die naderhand van hun paniekreactie getuigen, geven toe dat ze niet meer wisten wat ze deden. Ze herinneren zich totaal niets meer. Wanneer de massahysterie toeslaat raakt het individu al zijn verstandelijke vermogens kwijt. Misschien is er wel hier en daar een enkeling die het hoofd koel houdt en tegen zijn wil wordt meegesleurd, maar de meesten zijn waanzinnig van angst en slaan op hol. Wat er eigenlijk gebeurt is dat mensen plots in een soort trance geraken en allemaal hetzelfde beginnen te doen: ze worden als het ware meegezogen in een dwangmatige kolk van wederzijdse nabootsing. Deze eigenaardige neiging van mensen om elkaar in alles op een volkomen ondoordachte manier na te bootsen noemt René Girard het mimetisme, van het Griekse ‘mimein’ dat nabootsen betekent. Mensen in groep zijn niet meer helemaal zichzelf: ze vertonen een plotseling gestandaardiseerd gedrag, ze bootsten elkaar zonder denken na.
De illusie van het individu
Jullie zijn in principe allemaal kinderen van onze hedendaagse via technologie gestuurde massacultuur. Dat betekent dat jullie hoogstwaarschijnlijk denken dat jullie individuen zijn met een geheel eigen karakter, met een persoonlijkheid. Maar dat is een illusie, want jullie denken, jullie spreken en jullie handelen wordt slechts in beperkte mate bepaald door wie jullie zelf zijn. Het gedrag van de mensen wordt in hoge mate bepaald door de personen met wie zij een groep vormen. Het is uit de psychologie en de sociologie voldoende bekend dat de invloed van de vriendenkring sterk bepalend is voor het gedrag van jongeren. Die invloed heeft zelfs een speciale naam: men noemt dat het Peergroup effect. Zelfs kinderen die thuis heel goed zijn opgevoed gaan onder druk van hun peergroup, beginnen roken, drinken en met seks en drugs experimenteren, hoewel zij dat zelf afkeuren. Wie bij een groep wil horen voelt zich verplicht tot nabootsen van het groepsgedrag. De druk van de peergroup kan zo sterk zijn dat kinderen die uitgestoten worden zichzelf in een dwangneurose brengen en anorexia krijgen of ADHD, of zelfs zelfmoord plegen. En dan wordt Flurk een moordenaar.
In de voorstelling die men ons vandaag aanleert over onszelf, ons ‘zelfbeeld’, speelt het mimetisme geen rol. We maken elkaar wijs dat we ons denken, ons spreken en ons handelen zelf kiezen, dat we bewust onszelf zijn. We nemen als vanzelfsprekend aan dat we ons ‘zelfbeeld’ kunnen opbouwen en kiezen. Dat is een flagrante leugen. Ons zelfbeeld is afhankelijk van de anderen. En daarom bootsen wij de anderen na. Ons gedrag wordt ons opgelegd door de groepen waartoe we behoren. Op school ervaar je dat elke dag. Kinderen laten hun gedrag bepalen door het enge en soms zeer gesloten groepje van kun dagelijkse vrienden. Maar die ‘vrienden’ hebben niet altijd het beste met hun vrienden voor: onze vrienden zijn onze kameraden, maar tegelijk zijn ze ook onze concurrenten, onze rivalen. En als we met ons gezicht tegen de grond gaan lachen ze achter onze rug. En vaak zelfs gewoon vlakaf in ons aangezicht.
Hetzelfde zien we vandaag ook nog altijd onder de volwassenen gebeuren. Na tweeduizend jaar christendom en beschaving en wetenschap zouden we toch stillekes aan beter moeten weten…
Enkele voorbeelden uit mijn eigen ervaring
Een eerste voorbeeld dat iedereen kent is de duivelskring. Ze staan op de speelplaats met een vijftiental apen in een kring te lachen, en plots duwen ze iemand in het midden. Het slachtoffer dat vaak een jongetje van een lagere klas is, of een minder populaire klasgenoot, kan in feite eender wie zijn. Met een duidelijke voorkeur welteverstaan voor de zwakkere …
Een tweede voorbeeld is het naamverlies, een verschijnsel dat ik elk jaar opnieuw in de meeste klassen waar ik kom moet tegengaan. Het gaat als volgt. Ik stel een vraag: hoeveel uitzonderingen zijn er op de regel van de vorming van de Futur Simple? En ik duid Fransje aan om te antwoorden. Maar Fransje krijgt gewoon de tijd niet om te begrijpen wat hem overkomt: reeds hebben drie, vier andere leerlingen het antwoord door de klas geroepen, achttien, achttien, achttien … En ééntje die het antwoord niet kent, maar die absoluut wil meedoen, roept triomfantelijk honderdvijftig! Dit is een verschijnsel dat ik indifferentiërend naamverlies heb genoemd. Alhoewel er natuurlijk niet kan aan getwijfeld worden dat elke leerling zijn eigen naam precies kent, en zichzelf ook mede door zijn naam van de anderen onderscheidt, blijkt de groep zulk een indifferentiërende dwang op hem uit te oefenen, dat hij zijn eigen naam vergeet en reageert alsof hij een ander was. Hij is zijn identiteit gewoon kwijt. Ik stel een vraag aan Fransje, en ineens zitten er tien Fransjes in mijn klas, die elk om ter luidst het antwoord roepen. Het kost mij elk jaar opnieuw heel wat moeite om die houding te bestrijden.
Een derde frappant voorbeeld van de macht van Flurk is een verschijnsel dat ik irrationele afgeefitis noem. Ik kom in een klas van de eerste graad toezicht houden tijdens de examens. Iedereen is goed aan het werk, elk volgens zijn eigen ritme. Het is bijna elf uur. Er wordt gezwoegd. Het ziet er niet naar uit dat er veel zijn die rap zullen klaar zijn. Plots staat er ene recht en geeft zijn examen af. De anderen kijken op, en er heeft in hun houding opeens een onverklaarbare ommekeer plaats: daar waar ze er een ogenblik tevoren slechts om bekommerd waren zoveel mogelijk op te schrijven om toch zeker geen half punt te verspelen, is er nu plots maar één ding meer dat telt, en dat is zo rap mogelijk klaar zijn en afgeven. De slaperigheid die over de groep was gekomen na meer dan twee uur geconcentreerd werken, is ineens omgeslagen in een koortsachtigheid die iedereen aansteekt, en de één na de ander vouwt zijn blaren samen en geeft af. Als het een kwartier later belt hebben 75% al afgegeven, en bij diegenen die nog niet klaar zijn is de wanhoop ten top gestegen.
Flurk zelf ervaren
Misschien zijn er onder u die denken dat alleen de kleintjes last hebben van Flurk, en dat je, eens je in het vijfde jaar zit, geen enkele mimetische dwang meer ondergaat, dat je als zeventien- of achttienjarige een voldoende stevige persoonlijkheid hebt opgebouwd om aan elke vorm van groepsdruk te weerstaan. Wie dat denkt moet eens de proef op de som nemen. Je gaat gewoon naar de Muide en je gaat een pint drinken in een donkerbruin Turks of een Marokkaans café. Die Turken en die Marokkanen zijn helemaal geen kwaaie mensen. Ze zullen u niet bijten of slaan, maar de kans is groot dat ze u op twee minuten zullen buiten kijken. Ge zult rap weer op straat staan.
Het is duidelijk dat wij om geen hinder van de groepsdruk te ondervinden verplicht zijn ons aan één bepaalde groep aan te passen en daar in te blijven. Soort zoekt soort. De hard-rockers bij de hard-rockers, de Johnny’s bij de Ronny’s, de housers bij de housers, de basketters bij de basketters, de drinkers bij de drinkers, en de sukkelaars die met niemand mee mogen doen, treurig en moederziel alleen in een hoekje.
De vier syndromen
Maar het is natuurlijk niet allemaal kommer en kwel. Kuddegedrag heeft ook zijn goede kanten. Het is algemeen bekend dat een groep op een individu een positieve invloed kan uitoefenen. In een goede klas leren we snel, en dus veel. In een goede basketploeg zijn we gemotiveerd om ons totaal in te zetten, we scoren en we voelen ons gelukkig. In een gezonde scoutsgroep ontwikkelen we ons karakter en onze sociale vaardigheden. Maar de voorwaarde opdat de groep het individu zou verheffen in plaats van te vernederen, is de aanwezigheid van een duidelijke hiërarchie en verstandige leidersfiguren. Wanneer er geen leiders zijn die het goede voorbeeld geven, zal een groep over het algemeen al snel een bende zijn of zelfs een horde, een ordeloze kudde die een negatieve invloed uitoefent op het individu. Flurk de kuddegeest geeft aanleiding tot een aantal typische gedragspatronen die in groepen kunnen voorkomen en onze relaties ziek maken, gedragspatronen die we zonder nadenken overnemen en die ons als mens klein houden en ongelukkig maken. Ik onderscheid er vier en ik heb ze de Flurksyndromen genoemd.
Syndromen zijn ziektebeelden die een verborgen en vaak complexe oorzaak hebben. Ik gebruik het woord om ziekelijke gedragspatronen aan te duiden die niet vanuit het individu verklaard kunnen worden, maar ressorteren onder Flurk de Kuddegeest. Flurk geeft aanleiding tot vier verschillende stereotype gedragsstoornissen die ik allemaal van nabij heb bestudeerd, onder andere hier op school, en die ik nu kort zal bespreken.
1. Een eerste patroon heb ik het Resonantiesyndroom gedoopt. Het resonantiesyndroom is een plaatselijke en tijdelijke mimetische kortsluiting van het bewustzijn binnen een groep. Door iets wat iemand zegt of doet ontstaat er plots een zeer sterke zin tot nabootsen bij alle leden van de groep, en het is alsof de onderscheiden persoonlijkheden daardoor plots worden weggeveegd. De groep wordt als geheel plotseling de incarnatie van één gedachte, één obsessie, die iedereen aangrijpt. Iedereen voelt zich onmiddellijk verplicht zijn aandacht af te staan aan de groep, en klakkeloos het voorgetoond gedrag na te bootsen. Het gebeurt tientallen keren per dag in een klas, en het stuurt het lesgebeuren telkens opnieuw in de war. Een leerling die zijn lat laat vallen kan al voldoende aanleiding zijn: iedereen begint te lachen. De aandacht is afgeleid en het duurt een hele tijd eer iedereen weer met zijn aandacht bij de les is. De lach is het meest goedaardige resonantiesyndroom. Meestal lacht men wel om iemand, en is er dus wel een slachtoffer, maar de schade blijft beperkt. Kinderen die reeds met een zeer negatief zelfbeeld zitten kunnen natuurlijk vreselijk gekwetst reageren als er ook maar even met hen wordt gelachen… Maar over het algemeen blijft de schade beperkt. Het resonantiesyndroom kan echter ook veel ernstiger gevolgen hebben. Ik lees een stukje voor uit een boek over de bevrijding van Parijs aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers zijn uit het straatbeeld verdwenen en in de plaats zijn de mannen van de Weerstand gekomen. U hebt daar wel al verhalen over gehoord. Alphonse Boudard, een Franse schrijver die het allemaal van nabij heeft meegemaakt toen hij twintig was, vertelt wat hij gezien heeft. Zijn boek heet ‘Les combattants du petit bonheur’. (De strijders van het zevende knoopsgat.)
Ik sta dus op wacht, het wapen in de hand, gehelmd, met de witte armband om, fier als een gieter. Naast de fontein staat een oude Hotchkiss mitrailleuse uit de Eerste Wereldoorlog. Ze wordt bemand door twee knullen die helemaal gekleed zijn als vrijwilligers van de Internationale Brigades, met hun te wijde broeken, hun sloffen en hun leren vesten. Er komen dames voorbij die hun hondje uitlaten om te plassen, en even later ook een kleine man met een witte boord en een aktentas. Een paar leden van de FFI (Forces Françaises de l’Intérieur) houden hem tegen. Waar gaat hij heen? Naar zijn bureau… naar zijn werk, want het is maandag. Rare soort mensen die stomweg blijven doorgaan en naar hun werk trekken alsof er niets aan de hand is… Verdomme! Parijs wordt bevrijd! Dat is toch wel reden genoeg om een paar dagen uit de sleur te stappen… Er komt een meisje aan. De aandacht is meteen afgeleid. Ik wenk haar en probeer haar aan de praat te houden. Ik haal al mijn verleiderstalenten boven. Plots ontstaat een soort geroezemoes in de rij die aanschuift bij de bakker… Allengs klinken de stemmen luider en weldra is het volop krijsen en schelden: “Smeerlap! Collaborateur! Verrader!” Op wie zouden die viswijven het gemunt hebben? Ik probeer over de hoofden heen te zien. Ze staan rond… verdorie, ja, hij is het… die blonde dikzak die eerder de Hotchkiss mitrailleuse bemande en de werking ervan in het lang en het breed aan de straatjongens uitlegde. Hij maakt wanhopige gebaren, stelt zich te weer. Een groot kletswijf met haar haar helemaal in de war roept in zijn gezicht: “Wel waar, bij de LVF (Légion des Volontaires Français contre le bolchévisme)! We hebben je gezien in een Duits uniform, klootzak!” Het protest van de blonde dikzak wordt door kreten overstemd. Ze beginnen nu allemaal te roepen en te spuwen. Er komen nog andere vrouwen bij. En ook mannen. Ook de twee die de mitrailleuse bewaakten. Ze kennen hem, de blonde dikzak, hij is hun aanvoerder, hun baas. Er wordt druk gediscussieerd en geruzied. Ik verlaat mijn post en ga ook kijken. Hij wordt flink door elkaar geschud, de dikzak, er zijn nu wel twaalf of vijftien krijsende vrouwen die aan zijn kleren trekken… ze proberen hem ook te slaan. Zijn twee kameraden hebben alle moeite om hem te ontzetten. Ik hoor hem roepen: “Laat mij gerust!” Zijn twee makkers van de FFI proberen hem mee te trekken. Er komen er nog andere aangelopen met witte armbanden. Het gaat hier uitdraaien op een staatgevecht! “Ik ben bereid te getuigen”, schreeuwt het kletswijf. De omstaanders beginnen nu ook te roepen: “Reken hem in ! Sluit hem op!” Er komt een andere FFI tussen. Hij houdt een pistool in zijn hand, een P38 voor zover ik kan zien. Hij beveelt de dikzak zijn handen omhoog te steken. De man gehoorzaamt en nu beginnen die wijven nog luider te tieren. Ze roepen hun keel kapot, ze huilen als wolvinnen. “Gestapo! LVF! Milicien!” Ze gooien hem alle scheldwoorden die ze kennen naar het hoofd. “Het is een vergissing, ik verzeker u…” probeert hij zich te verdedigen. “Vooruit, kom maar mee, zegt de weerstander met de P38, ge kunt dat straks allemaal uitleggen.” En de hele groep zet zich in beweging. Nu gaat alles opeens heel snel, als een film die te snel begint te lopen. “Ter dood!” roept een stem. En plots klinken langs alle kanten stemmen. Voorbijgangers, mensen die uit hun huizen naar buiten komen of uit hun ramen kijken, allemaal roepen ze mee: “Ter dood! Schiet hem neer! Schiet zijne kop eraf!” Ze roepen enthousiast als gedreven door een onweerstaanbare duivelse wellust. Wat gebeurt er dan in het hoofd van die FFI met de P38? Hij laat zich helemaal meeslepen door het ter dood geroep… hij wordt misschien door die soort draaikolk van agressie aangegrepen… dat oorverdovend geroep… die revolver in zijn hand … de opgezweepte sfeer? Een fractie van een seconde… Hij loopt vlak achter de dikzak… hij heft zijn arm omhoog! Een korte harde knal, hij heeft de trekker overgehaald, de ezel. Ik was naderbij gekomen, ik sta vlak achter hem wanneer hij schiet… een kogel in de nek… ik kan precies zien wat de gevolgen zijn… een straal bloed die over de moordenaar spuit. De dikzak is voorover gevallen als een blok en het bloed gutst uit de wonde als uit een kraan. Alle kreten zijn plots verstomd. De mensen hadden helemaal niet verwacht dat het zo snel zou afgelopen zijn. Ze kijken met grote ogen en deinzen verschrikt terug. De schutter blijft wezenloos alleen staan met zijn revolver in zijn hand, alsof hij niet begrijpt wat er gebeurd is. Eén van zijn makkers springt naar hem toe en roept: “Ben je gek, Robert? Wat bezielt er jou?” De politie komt eraan. Ze duwen de mensen opzij. Ze ontwapenen de moordenaar. Het is een onooglijk ventje van dertig met een nietszeggend aangezicht onder zijn helm van Burgerwacht. Hij begint te beven, zijn lippen bewegen alsof hij iets wil zeggen, maar er komt geen klank uit zijn keel.
Dit is een ooggetuigenverslag, een verhaal van waar gebeurde feiten. Het toont ons hoe gevaarlijk de kuddegeest is voor mensen die niet gewoon zijn hun gezond verstand te laten spreken. De mimetische kortsluiting van de groep is ogenblikkelijk en niet te stuiten. De rede betekent hier niets meer. Opeens is de duivel in de mensen gevaren: ik noem deze duivel Flurk de kuddegeest.
2. Een tweede ziekelijk gedragspatroon dat men in groepen vaststelt heb ik het Apekopsyndroom genoemd. In elke groep zijn er één of meer individuen die de neiging vertonen het resonantiesyndroom op te wekken telkens zij daartoe de kans schoon zien. Ze hebben er als het ware een zesde zintuig voor ontwikkeld. Het zijn niet de werkelijke leiders van de groep, maar een soort opruiers. Zij vertonen het apekopsyndroom. Het zijn individuen die vaak wel slim en ondernemend zijn, maar niet zeer verstandig of wijs. Ze roepen graag luid en zijn onbeleefd. Ze hebben veel praats en weinig te zeggen.
Waarom heb ik die mimetische praatzucht het apekopsyndroom genoemd? Wel, wanneer we de schedel van een aap vergelijken met die van de mens valt het op dat een apenschedel eerder smal is ter hoogte van de slapen en breed ter hoogte van de kaken, of met andere woorden: apen hebben in vergelijking met de homo sapiens weinig hersenen en een grote mond. Bij de mens is het hoofd breed ter hoogte van de slapen en de kaken zijn smal. De aap heeft een schedel in de vorm van een ei dat met de punt naar boven staat. De schedel van de mens lijkt meer op een ei dat met de punt naar beneden staat.
De mens met het kleine verstand en de grote mond, die de groep voortdurend probeert kort te sluiten in mimetische indifferentiatie vertoont het apekopsyndroom. Zijn aanwezigheid is een wezenlijke hinderpaal voor de groep om tot een zinvol en ethisch verantwoord gedrag te komen. Zo iemand is de suppoost van de duivel, de stroman van Flurk. Zijn aanmatigende en onrustige houding wortelt volgens alle sociologen in angst. En het enige wapen dat wij ertegen kunnen gebruiken is wilskracht en gezond verstand: weigeren mee te huilen met de wolven in het bos.
We moeten eraan toevoegen dat de apekop in de groep vaak doorgaat voor een opgewekte jongen, want in de praktijk is de lach het meest voorkomende en onschuldigste resonantiesyndroom, en is ook het gemakkelijkst op te wekken. De apekop weet dat. Enfin, we weten dat allemaal …
3. Een derde vorm die de veelzijdige Flurk kan aannemen is het Mosselsyndroom. In elke groep zitten er een paar moeilijke jongens, en soms ook meisjes, die voor aap spelen. Maar zij zouden weinig bereiken als de meerderheid niet leed aan het mosselsyndroom. Dit is een wijdverspreide houding, eveneens geworteld in angst, die erin bestaat dat men niet tegen de groep in durft gaan. Men durft het niet aan op te komen voor de verdediging van de positieve doelstelling van de groep en men sluit zich lijdzaam en zwijgzaam aan bij de houding die door de apekoppen wordt gedicteerd. Vele goede en verstandige individuen houden zich afzijdig en leiden in de groepen waar zij toevallig in terechtkomen een angstig en ongelukkig leven. Zij zijn zich vaak bewust van hun eigen lafheid, en dat maakt het allemaal nog erger voor hen.
Pas op, begrijp mij niet verkeerd, ik wil u niet aanmoedigen om overal te pas en te onpas aan iedereen de les te gaan lezen, want dat is precies wat de apekoppen doen. Maar zwijgende participatie in resonantiesyndromen is een vorm van lafheid die wij moeten overwinnen bij onszelf. Als ik bij het begin van de les vraag om stil te staan en diep te ademen, dan zie ik soms wel tien leerlingen die zin hebben om meteen te doen wat ik vraag, maar ze kijken naar de anderen en wachten af tot iedereen stilstaat en zwijgt.
4. Een vierde manifestatie van Flurk de kuddegeest is het Babylonsyndroom. Dit ontstaat wanneer een groep door mimetische kortsluiting het zicht op zijn eigen doelstellingen verliest en zijn coherentie kwijt geraakt. Wanneer het resonantiesyndroom te vaak blijft toeslaan wordt de cohesie van de groep zelf daardoor op de duur ondermijnd. Groepen hebben als functie om een sociaal zinvolle activiteit vorm te geven. Een klas bijvoorbeeld is een groep waarin geleerd moet worden. Een voetbalploeg is een groep waarbinnen sportief voetbal wordt gespeeld. Wanneer er te veel resonantie in de groep komt, beginnen de leden elkaar voor de voeten te lopen om zelf in de kijker te komen. En dan ontstaat een ongezonde onderlinge rivaliteit. Dit is de situatie die in de parabel van de toren van Babel wordt verteld. Iedereen spreekt op de duur een andere taal, en het samenwerken valt stil. In vele klassen zien we ook dàt dagelijks gebeuren. Iedereen praat maar en het werk blijft liggen.
Conclusie
Om te besluiten zou ik u het volgende willen zeggen: wie een sterke persoonlijkheid wil ontwikkelen moet zich oefenen in bewust omgaan met de invloed van het voorbeeld van de anderen. We moet voor onszelf die gedragingen selecteren die wij zelf, na enig nadenken, zinvol vinden. We kunnen onszelf trainen in het bewust kiezen voor een creatieve en opbouwende deelname aan het groepsgebeuren. Wie dat niet heeft geleerd blijft zonder het te beseffen de speelbal van de groepsdruk en de slaaf van Flurk. Hoe actiever Flurk wordt, hoe minder creatief de groep is, hoe minder zinvolle activiteit er plaats vindt, en hoe ongelukkiger de leden van de groep elkaar zullen maken. Want laat u niets wijsmaken, Flurk brengt je met de domste grappen aan het lachen, maar je wordt er niet gelukkig van.
Mensen die volkomen de slaaf zijn van Flurk vormen een gevaar voor de samenleving. In groep zijn ze tot alles in staat, als je ze afzonderlijk hebt blijken ze plots vol onbenul. Een verwittigd man is er twee waard. Ik hoop dat er onder u niemand is die zich nog door Flurk laat in de luren leggen.
De bedoeling van deze voordracht was jullie te helpen jezelf een klein beetje beter te leren kennen. Ik hoop dat ik daarvoor een kleine bijdrage heb kunnen leveren.
Ik dank u voor uw aandacht.